Men
kan verschillende fasen onderscheiden in het verloop van een algemene
verdoving: de voorbereiding, de eigenlijke verdoving en de ontwakingsfase.
De
voorbereiding:
ongeveer 1 uur voor de operatie krijgt de patiënt zijn premedicatie. Dit is
een kalmerings- of slaapmiddel, wat onder pilvorm of spuitvorm wordt
toegediend. De bedoeling is, de patiënt in rustige omstandigheden naar de
operatiezaal te brengen, waarbij de verdere voorbereidingen ook in alle rust
kunnen plaatsvinden: de patiënt wordt naar het operatiekwartier gebracht, hij
wordt verzocht plaats te nemen op de operatietafel, electroden worden op de
borstkas aangebracht om de hartslag- en ritme te volgen, een bloeddrukmeter
komt rond de arm, op de vingernagel wordt een O2-saturatiemeter geplaatst
dewelke een meting doet van de in het bloed aanwezige zuurstof. Vervolgens
brengt de anesthesist een naaldje aan in de hand of voorarm, waaraan een infuus met zoutoplossing wordt bevestigd. Langs dit infuus gaat de verdovende
medicatie worden toegediend.
De
eigenlijke verdoving:
via het infuus spuit de anesthesist de bovenvermelde medicatie in
(slaapmiddel, pijnverdoving, spierverslapping), om de patiënt onder narcose
te brengen. Wanneer deze stopt met zelf te ademen, neemt de anesthesist
manueel( met een zuurstofmasker en ballon) of machinaal( met een endotracheale
tube, een "buis", in de luchtpijp en een beademingstoestel) de
ademhalingsfunctie over.
Nu kan
de operatie uitgevoerd worden.
Terwijl
dit gebeurt gaat de anesthesist verdere medicatie toedienen om de anesthesie
te bestendigen; intussen gaan een aantal vitale parameters automatisch gemeten
en op een scherm getoond worden: hartritme, bloeddruk, zuurstofsaturatie of de
concentratie zuurstof in het bloed, temperatuur, CO2-monitoring. De
anesthesist blijft van bij de aanvang van de operatie, tot het ontwaken van de
patiënt in diens onmiddellijke buurt, zodat hij direct op eventuele problemen
kan reageren.
De
ontwakingsfase:
wanneer de operatie gedaan is, gaat de anesthesist de anesthesie beëindigen.
De toediening van anesthesiegassen en intraveneuze anesthesieproducten wordt
stopgezet, de patiënt krijgt zuivere zuurstof toegediend. Door het stopzetten
en uitwerken van deze medicatie gaat de patiënt stilaan ontwaken; hij
herneemt zijn eigen ademhalingsritme; het bewustzijn en plaatsbesef keren
terug. In de ontwakingskamer komt de patiënt volledig tot bewustzijn, maar
kunnen ook pijn, misselijkheid, keelpijn optreden. Deze ongemakken kunnen
meestal op een eenvoudige manier worden verholpen. Na een periode van
observatie in deze ontwakingskamer keert de patiënt terug naar zijn
kamer.